Het grootste gevaar treedt op wanneer de metingen worden uitgevoerd bij een ingeschakelde spanning van ≤1 kV, het ontbreken van elementaire bescherming en een beperkt aantal beveiligingen tegen elektrische schokken. In deze situatie bestaat een direct contactrisico, hoewel een kleine onderbreking van de isolatie die geen contact veroorzaakt, is toegestaan.
**
Rc - resistantie van het menselijk lichaam
Rp - resistantie van de overgang van stroom naar de aarde
Up - contactspanning
Ur - schokspanning
Jz - kortsluitingsstroom
Jr - schokstroom
Controle- en meetonderzoeken, bv. bij de technische oplevering, gaan meestal gepaard met werkzaamheden bij ingeschakelde voedingsspanning (≤1 kV in de actieve onderdelen van de installatie en apparaten). Daarom behoren zij, conform verordening Pools Stbl. uit 2013, rubr. 492, tot het bereik van exploitatiewerkzaamheden en zijn hierop de regels voor veiligheid en gezondheid op de werkplek van toepassing betreffende energieapparaten.
Wanneer de controle- en meetwerkzaamheden worden uitgevoerd in de buurt van elementen die onder spanning staan, moet in overeenstemming met de verordening de externe zone 300 mm bedragen. Bij spanningen boven 1 kV moeten alle metingen worden uitgevoerd met inachtneming van passende isolatie-onderbrekingen en moeten de externe zones groter zijn - de omvang is afhankelijk van de spanningswaarde.
Bijzondere voorzichtigheid moet in acht worden genomen tijdens installatiemetingen, omdat de effectieve waarde van de netspanning, nl. 230 V, de toegelaten veilige werkspanning (UL) en contactspanning overschrijdt. De veilige spanningswaarden worden bepaald door de volgende factoren:
Aangenomen wordt dat de toelaatbare stroomwaarde door het menselijk lichaam niet hoger mag zijn dan 25 mA in het geval van wisselstroom (AC) en 60 mA in het geval van gelijkstroom (DC). Hierbij wordt uitgegaan van de geschatte resistantiewaarde van de mens, vastgesteld op het niveau van 1000 Ω. In verband hiermee zijn de veilige spanningen vastgesteld op het niveau van 25 V AC en 60 V DC. Deze kunnen onder bepaalde omgevingsomstandigheden met de helft worden verlaagd (12 V AC, 30 V DC).
Stroom [mA] | Invloed op het organisme |
---|---|
1-1,5 | Stroom wordt gevoeld |
3-6 | Spierkrampen. Pijn. |
10-15 | Sterke spierkrampen. Handen zijn moeilijk los te maken van de kabel. Sterke pijn in de vingers, armen en rug. |
15-25 | Bijzonder sterke spierkrampen. Handen kunnen niet zelfstandig worden losgemaakt van de kabel. Hevige pijn. Ademhaling bemoeilijkt. |
meer dan 30 | Bijzonder sterke spierkrampen. Bewusteloosheid. Hartkloppingen. |
Stroom [mA] | Invloed op het organisme |
---|---|
5-8 | Stroom wordt voelbaar. Warm gevoel. |
20-25 | Spierkrampen. Bijzonder warm gevoel. |
Naast de veiligheidsoverwegingen in verband met het risico op stroomschokken, bestaan er ook wettelijke vereisten voor de uitvoering van controle- en meetwerkzaamheden. Deze komen voort uit de Energiewet (Pools Stbl. 06.89.625) en verordening Pools Stbl. 2003 nr. 828, rubr. 828.
In overeenstemming met de normatieve wetten moeten personen die zich bezighouden met de exploitatie van netwerken, elektrische apparaten en installaties beschikken over passende kwalificaties. Opleverings- en exploitatiemetingen behoren tot bovengenoemde werkzaamheden. Personen die verantwoordelijk zijn voor toezicht en elektrische metingen moeten dus beschikken over geldige kwalificatiecertificaten.
Alle technische aspecten van de uitvoering van elektrische metingen zijn toegelicht in de norm PN-HD 60364-6-2016 (Elektrische laagspanningsinstallaties. Deel 6: Controle). In deze norm worden geen aanbevelingen gegeven voor de meetapparatuur, maar wordt alleen het verloop van de meethandelingen genormaliseerd. De norm bepaalt:
De algemene technische eisen aan meetapparatuur worden bepaald door de norm NEN-EN 61010:2011 (Veiligheidseisen voor elektrisch materieel voor meet- en regeltechniek en laboratoriumgebruik). Zaken in verband met apparatuur die bestemd is voor het doormeten van installaties zijn uitgewerkt in de norm NEN-EN 61557:2007 (Elektrische veiligheid in laagspanningsverdeelnetten tot 1000 V a.c. wisselspanning en 1500 V d.c. gelijkspanning - Apparatuur voor beproeven, meten of bewaken van veiligheidsmaatregelen).
Naast de technische eisen die voortkomen uit de geldende normen, moeten alle meetinstrumenten beschikken over een CE-markering die aangeeft dat het instrument overeenstemt met de EU-richtlijnen op het gebied van veiligheid (de geldende laagspanningsrichtlijn LVD 2006/95/EG).
Het is bijzonder belangrijk om de veiligheidsprocedures in acht te nemen tijdens het uitvoeren van elektrische metingen vanwege het risico op elektrische schokken. Houdt u daarom aan de geldende wettelijke regelingen die verplichten tot het voldoen aan de eisen, zowel op het gebied van kwalificaties, meethandelingen als de meetapparatuur die wordt gebruikt tijdens de metingen.