De betrouwbaarheid van de temperatuurmeting is het door de eindige betrouwbaarheid bepaalde verschil tussen de werkelijke en de gemeten waarde.
Omdat de werkelijke waarde niet bekend is, kan slechts met een zekere waarschijnlijkheid het traject worden vastgesteld waarin deze zich bevindt. De betrouwbaarheid van de temperatuurmeting wordt dus bepaald door de waarde van de onzekerheid van dit resultaat. Er bestaat een reeks normaliserende documenten die de eisen en handelingen definiëren voor het uitdrukken van de onzekerheid. De definitie en de berekeningsmethode voor de onzekerheid van een meetresultaat wordt o.a. gepresenteerd in het document Evaluation of measurement data — Guide to the expression of uncertainty in measurement; JCGM 100:2008 (with further supplements).
In overeenstemming met de aanbevelingen uit het bovengenoemde document, worden de begrippen fout en onzekerheid alleen en uitsluitend toegepast voor de beschrijving van de nauwkeurigheid van meetapparatuur.
Voor iedere thermometer houdt de nauwkeurigheid verband met de toelaatbare fout die staat vermeld in de technische documentatie:
De totale fout, afhankelijk van de constructie en betrouwbaarheid van de thermometer, kan zijn:
De resolutie is, naast de toelaatbare fout, een sleutelparameter van thermometers.
De waarde van de resolutie is de kleinste temperatuurstijging die gemeten kan worden door de betreffende thermometer.
Bijvoorbeeld een temperatuur van 23,5°C die staat weergegeven op de display van de thermometer is gemeten met een resolutie van 0,1 °C. Dit betekent echter niet dat de meetbetrouwbaarheid hetzelfde is. Bij thermometers met een bijzonder lage resolutie, kan de waarde van de betrouwbaarheid in de buurt komen van de toelaatbare fout van de thermometer. In precisie-instrumenten echter, is de waarde van de resolutie altijd aanzienlijk lager dan de waarde van de toelaatbare fout.
In de praktijk is de fout die voortkomt uit de eindige resolutie van de thermometer onderdeel van de toelaatbare fout.
De fout van de thermometer en de meetbetrouwbaarheid van de temperatuur zijn nauw met elkaar verbonden, maar getalsmatig niet hetzelfde.
Als u de totale fout van de thermometer kent en de waarde van de meetonzekerheid aangeeft, kunt u de betrouwbaarheid van de temperatuurmetingen bepalen.
Alle apparatuurfouten zijn van invloed op de meetonzekerheid:
Bij bepaling van de onzekerheid van het meetresultaat worden eveneens alle andere bronnen die getalsmatig kunnen worden uitgedrukt meegenomen, bijvoorbeeld:
De volgende juridische documenten, normen en standaardiseringsaanbevelingen hebben betrekking op de meetbetrouwbaarheid van temperaturen:
De toelaatbare fout en de resolutie zijn kenmerkende eigenschappen van apparatuur voor het meten van temperatuur. Hun grootte hangt af van de meetmethoden, temperatuurvoelers, sensors en meetsystemen die worden toegepast in thermometers. Voor vaststelling van de betrouwbaarheid van het resultaat, is het echter noodzakelijk om ook de waarde van de meetonzekerheid van de temperatuur te bepalen.